Koptekst overslaan
HandleidingenInhoudVorigeVolgendeHelp

Oorspronkelijke instellingen

Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het menu Oorspronkelijke instellingen onder Faxeigenschappen.

Parameterinstelling

Met Gebruikersparameters kunt u verschillende instellingen aan uw behoeften aanpassen.

Voor details over Parameterinstellingen raadpleegt u "Parameterinstellingen".

Parameterinstelling: Lijst afdrukken

U kunt een lijst met parameterinstellingen afdrukken.

Druk deze lijst af om de huidige instellingen van de gebruikersparameters te bekijken. Echter, niet alle parameterinstellingen worden afgedrukt.

  1. Druk op [Faxeigenschappen].

  2. Druk op [Oorspr. Inst.].

  3. Druk op [Parameterinstelling: Lijst afdrukken].

  4. Druk op de toets [Start].

    Om het afdrukken van een lijst te annuleren voordat u de toets [Start] indrukt, drukt u op [Annuleren] of de toets [Wis/Stop].

  5. Druk op de toets [Gebruikersinstellingen/Teller].

Gesloten netwerkcode programmeren

Registreer een ID dat is vereist voor communicatie met een Gesloten netwerk.

  1. Druk op [Faxeigenschappen].

  2. Druk op [Oorspr. Inst.].

  3. Druk op [Gesloten Netwerkcode progr.].

  4. Voer een ID in met de cijfertoetsen en [A] tot [F] en druk vervolgens op [OK].

    Registreer een viercijferig nummer met 0 tot 9 en A tot F (behalve 0000 en FFFF).

    Schermafbeelding Bedieningspaneel

  5. Druk op de toets [Gebruikersinstellingen/Teller].

Geheugenbeveiliging-ID programmeren

Programmeer een Geheugenslot-ID dat moet worden ingevoerd voor het afdrukken van documenten, wanneer de functie Geheugenslot is ingeschakeld.

  1. Druk op [Faxeigenschappen].

  2. Druk op [Oorspr. Inst.].

  3. Druk op [Geheug.beveil.-ID progr.].

  4. Gebruik de cijfertoetsen om een ID in te voeren en druk vervolgens op [OK].

    Een Geheugenslot-ID kan elk willekeurig viercijferig getal zijn, behalve 0000.

    Schermafbeelding Bedieningspaneel

    Als u zich vergist, drukt u op [Wissen] of de [Wis/Stop]-toets voordat u drukt op [OK] en dan probeert u het opnieuw.

  5. Druk op de toets [Gebruikersinstellingen/Teller].

Instellingen Internetfax

U kunt opgeven of u het pictogram Internetfax wilt weergeven. Wanneer u een Internetfax wilt verzenden, stelt u Aan in om het pictogram weer te geven.

De standaardinstelling is Uit.

Telefoon met kiesschijf/druktoetsen selecteren

Gebruik deze functie om een lijnsoort te selecteren wanneer het apparaat is aangesloten op een analoge G3-lijn.

Lijnen met kiesschijf en druktoetsen zijn beschikbaar voor selectie.

Als de optionele extra G3-interface-eenheid is geïnstalleerd dan verschijnen er instellingen voor de extra G3-lijnen.

Deze functie is in sommige gebieden niet beschikbaar.

De standaardinstelling is tel. met dr.ts.

  1. Druk op [Faxeigenschappen].

  2. Druk op [Oorspr. Inst.].

  3. Druk op [Sel. tel. met kiessch./dr.toets].

  4. Druk op [Sel. tel. met dr.ts] of [Tel. kiessch. (10PPS)] om de lijn te selecteren en druk vervolgens op [OK].

  5. Druk op de toets [Gebruikersinstellingen/Teller].

Faxinformatie programmeren

Programmeer informatie die moet worden weergegeven op het display van het andere apparaat en afgedrukt als een rapport. De volgende informatie kan worden geprogrammeerd.

  • Faxkoptekst

  • Eigen naam

  • Eigen faxnummer

Voor details over het programmeren van Faxinformatie raadpleegt u "Faxinformatie registreren".

H.323 inschakelen

Geef op of H.323 wordt gebruikt voor IP-faxverzending.

De standaardinstelling is Uit.

SIP inschakelen

Geef op of SIP wordt gebruikt voor IP-faxverzending.

De standaardinstelling is Uit.

H.323-instellingen

Stel het IPv4-adres of hostnaam en het alternatieve telefoonnummer van de gatekeeper in.

Als u "Aan" selecteert met de Gebruikersparameters, kunt u de gatekeeperserver gebruiken. Zie "Parameterinstellingen" (schakelaar 34, bit 0).

U kunt cijfers en symbolen ("#" en "*") gebruiken voor de registratie van het alternatieve telefoonnummer in de H.323-instellingen. Zorg ervoor dat u deze tekens correct invoert.

  1. Druk op [Faxeigenschappen].

  2. Druk op [Oorspr. Inst.].

  3. Druk op [H.323 instellingen].

  4. Druk op [Wijzigen] voor elke eigenschap.

  5. Voer het IPv4-adres of de hostnaam en het alternatieve telefoonnummer in en druk op [OK].

  6. Druk op [OK].

  7. Druk op de toets [Gebruikersinstellingen/Teller].

SIP-instellingen

Stel het IPv4-adres van de SIP-server of de hostnaam in, en de SIP-gebruikersnaam.

Als u "Aan" selecteert met de Gebruikersparameters, kunt u de SIP-server gebruiken. Zie "Parameterinstellingen" (schakelaar 34, bit 1).

U kunt gebruikmaken van alfanumerieke symbolen (kleine letters en hoofdletters) en symbolen (";", "?", ":", "&", "=", "+", "$", ",", "-", "_", ".", "!", "~", "*", "#", "'", "(", ")", "%", "/" en "@") voor registratie van de SIP-gebruikersnaam in SIP-instellingen. Zorg ervoor dat u deze tekens correct invoert.

Gebruik nummers en punten (".") voor de invoer van het correcte IPv4-adres voor de gatekeeper, SIP-server en gateway. Voor het correcte IPv4-adres neemt u contact op met de beheerder.

  1. Druk op [Faxeigenschappen].

  2. Druk op [Oorspr. Inst.].

  3. Druk op [SIP instellingen].

  4. Druk op [Wijzigen] voor elke eigenschap.

    Een proxyserver brengt belverzoeken en antwoorden over.

    Een redirect-server (opnieuw toewijzen) verwerkt verzoeken voor bestemmingsinlichtingen.

    Een registerserver registreert locatie-informatie van gebruikers (die overeenstemmen met telefoons of faxen op openbare telefoonlijnen) op een IP-netwerk.

  5. Voer het IPv4-adres of de hostnaam en de SIP-gebruikersnaam in en druk vervolgens op [OK].

  6. Geef op of u de SIP-verificatieopname wilt uitvoeren.

    Als u [Aan] selecteert, voert u het wachtwoord in dat uit maximaal 128 tekens bestaat.

  7. Druk op [OK].

  8. Druk op de toets [Gebruikersinstellingen/Teller].

Gateway programmeren/wijzigen/verwijderen

Registreer, wijzig of verwijder de gateway die wordt gebruikt voor overdracht aan IP-fax.

  • Programmeren/Wijzigen

    1. Druk op [Faxeigenschappen].

    2. Druk op [Oorspr. Inst.].

    3. Druk op [Gateway programmeren/wijzigen/verwijderen].

    4. Controleer of [Programmeren/Wijzigen] geselecteerd is.

    5. Druk op een gateway om deze te registreren.

      Wanneer u een nieuwe gateway registreert, drukt u op [Niet geprogr.].

      Schermafbeelding Bedieningspaneel

    6. Druk op [Wijzigen] voor "Kengetal".

    7. Voer het kengetal in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op [OK].

      Om het bestaande kengetal te veranderen, drukt u op [Wissen] en voert u vervolgens een nieuw kengetal in.

      Kengetallen kunnen worden gebruikt voor documenten die per gateway naar G3-fax worden verzonden. Als de eerste paar cijfers van een IP-faxnummer en het kengetal dat specifiek is voor de gateway identiek zijn, dan kunnen documenten worden verzonden met de geregistreerde cijfers van de gateway. Als bijvoorbeeld zowel 03 als 04 zijn geregistreerd als gatewaynummer terwijl 0312345678 ook is ingesteld, dan kunnen documenten worden verzonden via een gateway waarvoor 03 is gebruikt als kengetal.

      Wanneer u de gateways toch wilt gebruiken ongeacht de bestemmingsnummers van de IP-fax, registreer dan alleen het gatewayadres zonder het kengetal op te geven.

    8. Selecteer een protocol.

      Schermafbeelding Bedieningspaneel

    9. Druk op [Wijzigen] voor "Gateway adres".

    10. Voer het gatewayadres in en druk vervolgens op [OK].

    11. Druk op [OK].

    12. Druk op de toets [Gebruikersinstellingen/Teller].

  • Verwijderen

    1. Druk op [Faxeigenschappen].

    2. Druk op [Oorspr. Inst.].

    3. Druk op [Gateway programmeren/wijzigen/verwijderen].

    4. Druk op [Verwijderen] en selecteer een gateway die moet worden verwijderd.

    5. Druk op [Ja] op het bevestigingsbericht.

      Als u de gateway die u heeft geselecteerd niet wilt verwijderen, drukt u op [Nee].

    6. Druk op [Afsluiten].

    7. Druk op de toets [Gebruikersinstellingen/Teller].

E-mailinstelling

Stel in of u "E-mail" wilt gebruiken voor de faxfuncties.

De standaardinstelling is Uit.

Mapinstelling

Stel in of u "Map" wilt gebruiken in de faxfuncties.

De standaardinstelling is Uit.

Verwijzing