HandleidingenInhoudVorigeVolgende |
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u Doorzenden opgeeft.
Opgeven bij het programmeren van een Bijzondere afzender.
Er kan één doorzendbestemming worden geregistreerd voor iedere bijzondere afzender. Om twee of meer doorzendbestemmingen te registreren, moet u groepsbestemmingen gebruiken. Er kunnen echter maximaal 500 bestemmingen per groep worden opgegeven.
Druk op [Doorzenden per afzender].
Selecteer [Aan] of [Uit].
Als u [Uit] selecteert, gaat u naar stap 7.
Geef een Eindontvanger op met de bestemmingslijst en druk dan op [OK].
Druk op de toets aan de linkerkant van het display om te schakelen tussen de bestemmingen faxnummer, internetfaxbestemming, e-mailadres en mapbestemming.
IP-faxbestemming verschijnt in de lijst met faxbestemmingen.
Druk op [Beveiliging].
Als u geen beveiligingsfunctie wilt opgeven, gaat u naar stap 7.
De Beveiliging staat ingesteld op S/MIME-verificatie. Neem voor meer informatie over de beveiligingsinstellingen contact op met uw beheerder.
Selecteer de beveiligingsfuncties.
Om codering op te geven voor documenten voor Doorzenden, drukt u op [Codering]. Om de coderingsfunctie te gebruiken, moet het adres in het Adresboek worden opgeslagen en moet de coderingsoptie ingeschakeld zijn. Raadpleeg uw beheerder voor meer informatie over Codering.
Om een handtekening toe te voegen aan documenten voor Doorzenden, drukt u op [Handtekening]. Raadpleeg uw beheerder voor meer informatie over Handtekening.
Druk op [OK].
Druk op [OK].
Door [Gelijk aan basisinstell.] te selecteren krijgt u dezelfde instelling als de instelling die is gemaakt voor "Doorzenden" onder "Ontvangstinstellingen".
Als u een e-mailbestemming of mapbestemming voor het doorzenden heeft opgegeven, dan kunt u het bestandsformaat opgeven dat voor het doorzenden moet worden gebruikt. Zie "Parameterinstellingen" (schakelaar 21, bit 3).
Als u een bestemming, die is opgegeven als doorzendbestemming, uit de bestemmingslijst verwijdert, worden de instellingen van de doorzendbestemming verwijderd dus moeten ze opnieuw worden geregistreerd. Wanneer een bestemming wordt gewijzigd, wordt een document doorgestuurd naar de nieuwe bestemming. Als er geen bestemming van het opgegeven type is, kunt u instellen welke bestemming als alternatieve bestemming moet worden gebruikt. Zie "Parameterinstellingen" (schakelaar 32, bit 0).
Nadat u stap 7 heeft uitgevoerd, stelt u "Doorzenden" van "Ontvangstinstellingen" in op "Aan".
Selecteer [Alles coderen] in de coderingsinstellingen en gecodeerde e-mail wordt verzonden, ongeacht de coderingsinstellingen in [Beveiliging]. Raadpleeg uw beheerder voor meer informatie over codering.
De elektronische handtekening wordt op de volgende manieren beperkt, afhankelijk van de S/MIME-instellingen op Web Image Monitor. Raadpleeg uw beheerder voor meer informatie over de elektronische handtekening.
Indien [Individueel instellen] is ingesteld:
U kunt [Handtekening] instellen in [Beveiliging] en voor elke verzending een elektronische handtekening bij de e-mail voegen.
Indien [Gebruik geen handtekeningen] is ingesteld:
Zelfs als u op [Beveiliging] drukt, verschijnt [Handtekening] niet.
Indien [Gebruik handtekeningen] is ingesteld:
Er wordt een elektronische handtekening toegevoegd wanneer u e-mail verstuurt. De instelling [Handtekening] in [Beveiliging] kan niet worden geannuleerd.