![]() ![]() ![]() | ![]() | ![]() | |
![]() | |||
![]() | |||
![]() | ![]() | ![]() | ![]() |
![]() | ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() | ![]() ![]() ![]() |
Druk op [Eigen Faxnr.].
Selecteer een lijntype om te programmeren.
Het display varieert afhankelijk van de optionele eenheden die op het apparaat zijn geïnstalleerd.
Voer uw eigen faxnummer in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op [OK].
Om een +-teken of een spatie in te voeren, drukt u op [+] of [Spatie].