In dit gedeelte wordt aangenomen dat de client al is geconfigureerd voor communicatie met een afdrukserver. Begin niet aan de volgende procedure voordat de client is ingesteld en op de juiste manier is geconfigureerd.
Als u de afdrukserver wilt gebruiken, installeert u het printerstuurprogramma door "Netwerk printer server" te selecteren en selecteert u vervolgens de gedeelde printer.
Alleen beheerders en hoofdgebruikers kunnen deze installatie uitvoeren. Log in als een lid van de Beheerdersgroep of de Hoofdgebruikersgroep (Power Users).
Als u afdrukt met een afdrukserver die via de SmartDeviceMonitor-poort op de printer is aangesloten, kunt u vanaf deze client de functies Recovery Printing en Parallel Printing niet gebruiken.
Als u afdrukt met een Windows XP/Vista/7 of Windows Server 2003/2003 R2/2008 afdrukserver, zijn de meldingsfuncties van SmartDeviceMonitor mogelijk niet beschikbaar voor de client.
Plaats de cd-rom in het cd-romstation van de computer.
Sluit alle toepassingen die momenteel worden uitgevoerd.
Selecteer een interfacetaal en klik vervolgens op [OK].
Klik op [PCL/RPCS Raster printerstuurprogramma's] of [Printer driver].
Lees de volledige licentieovereenkomst zorgvuldig door. Als u de voorwaarden ervan accepteert, klikt u op [Ik ga akkoord met de overeenkomst.] en klikt u op [Volgende >].
Selecteer het programma dat u wilt gebruiken en klik op [Volgende >]. (SG 3110DN/SG 3110DNw)
Selecteer het model van de printer die u wilt gebruiken. (SG 3110DN/SG 3110DNw/SG 7100DN)
Klik op [Sluit aan op een printerpoort of LAN] en klik vervolgens op [Volgende >]. (SG 2100N)
Als u automatisch naar printers wilt zoeken, selecteert u [Automatisch naar printers zoeken] en volgt u de instructies van de wizard.
Als u naar het IP-adres van een printer wilt zoeken, selecteert u [Zoeken naar printers op IP-adres] en volgt u de instructies van de wizard.
Als u niet naar een printer wilt zoeken, selecteert u [Do not search]. In dit voorbeeld is [Do not search] geselecteerd.
Klik op [+] om de printerinstellingen weer te geven.
Klik op [Poort:] en vervolgens op [Toevoegen].
Klik op [Netwerkprinter], en klik vervolgens op [OK].
Dubbelklik op de naam van de computer die u als een printerserver wilt gebruiken in het venster [Zoeken naar printer].
Selecteer de printer die u wilt gebruiken en klik op [OK].
Configureer indien nodig de standaardprinter.
Stel indien nodig de instelling voor het delen van de printer in.
Klik op [Doorgaan].
De installatie van het printerstuurprogramma wordt gestart.
Als u de printer voor de eerste keer wilt instellen, klikt u op [Nu instellen] of [OK].
Definieer de begininstellingen en klik vervolgens op [OK].
Klik op [Voltooien].
Klik op [Voltooien].
Als er een dialoogvenster wordt weergegeven waarin wordt gevraagd of u de computer opnieuw wilt opstarten, selecteert u [Ja, nu opnieuw opstarten.] en klikt u op [Voltooien].
Het installatieprogramma wordt automatisch gestart (Auto Run) als u de cd-rom plaatst. Het is mogelijk dat Auto Run met bepaalde instellingen van het besturingssysteem niet werkt. Is dit het geval, dubbelklik dan op "SETUP.EXE" in de hoofdmap van de cd-rom of klik op [Run SETUP.EXE] in het dialoogvenster [AutoPlay].
Hoewel er mogelijk een beveiligingsmelding van Windows wordt weergegeven, kunt u deze negeren en doorgaan met de installatie.
Er verschijnt een bericht als er al een nieuwere versie van het printerstuurprogramma is geïnstalleerd. Als dit het geval is, kunt u het printerstuurprogramma niet installeren met Auto Run. Zie Als er een melding verschijnt tijdens de installatie.
Als de Windows-netwerkprinterinstellingen niet juist zijn ingesteld, mislukt de installatie. In dit geval kunt u de installatie annuleren en de Windows-netwerkinstellingen op de juiste manier configureren. Voor meer informatie over het configureren van de instellingen, zie Een server instellen.