Koptekst overslaan
 

De LDAP-server programmeren

In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de LDAP-server programmeert.

1Druk op [Systeeminstellingen].

2Druk op [Beheerdertoepas.].

3Druk tweemaal op [Pijl-omlaagVolgende].

4Druk op [Programmeer/Wijzig/Verwijder LDAP server].

5Controleer of [Progr./Wijz.] geselecteerd is.

6Selecteer de LDAP-server die u wilt programmeren of wijzigen.

Wanneer u de server programmeert, selecteert u [*Niet geprogrammeerd].

7Druk op [Wijzigen] onder "Naam".

8Voer de naam in en druk vervolgens op [OK].

9Druk op [Wijzigen] onder "Servernaam".

10Voer de servernaam in en druk vervolgens op [OK].

11Druk op [Wijzigen] onder "Zoekbasis".

Selecteer een routemap om te starten met zoeken naar e-mailadressen die zijn geregistreerd in de geselecteerde map en die zoekbestemmingen zijn.

12Voer de zoekbasis in en druk vervolgens op [OK].

Als het zoekdoel bijvoorbeeld de verkoopafdeling van bedrijf ABC is, voert u "dc=verkoopafdeling, o=ABC" in. (In dit voorbeeld is de omschrijving een actieve directory. "dc" is de afdeling en "o" is het bedrijf.)

Zoekbasisregistratie kan vereist zijn, afhankelijk van uw serveromgeving. Wanneer registratie vereist is, zullen niet-gespecificeerde zoekopdrachten resulteren in foutberichten.

Controleer uw serveromgeving en voer de nodige specificaties in.

13Druk op [Wijzigen] onder "Poortnummer".

Geef het poortnummer op voor communicatie met de LDAP-server. Geef een poort op die overeenstemt met uw omgeving.

14Voer het poortnummer in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op de [Scherp]-toets.

Wanneer SSL is ingesteld op [Aan], verandert het poortnummer automatisch in "636".

15Druk op [Aan] onder "Beveiligde verbinding gebruiken (SSL)".

Gebruik SSL om te communiceren met de LDAP-server.

Om SSL te kunnen gebruiken, moet de LDAP-server SSL ondersteunen.

Wanneer SSL is ingesteld op [Aan], verandert het poortnummer automatisch in "636".

SSL-instelling moet op dit apparaat zijn ingeschakeld. Neem voor meer informatie contact op met uw netwerkbeheerder.

16Druk op [Pijl-omlaagVolg.].

17Selecteer de verificatiemethode.

Om een zoekverzoek aan de LDAP-server te doen gebruikt u de beheerdersaccount voor verificatie.

Verificatie-instellingen moeten voldoen aan de verificatie-instellingen van uw server. Controleer uw serverinstellingen voordat u dit apparaat instelt.

[Digest verificatie] is alleen beschikbaar voor LDAP versie 3.0.

Als u [Cleartext verificatie] selecteert, wordt een wachtwoord verzonden naar de LDAP-server, zonder enige codering.

Als u [Digest verificatie] selecteert, wordt een wachtwoord verzonden via een coderingsprocedure die voorkomt dat wachtwoorden worden bekendgemaakt tijdens verzending naar de LDAP-server.

Als u [Kerberos verificatie] selecteert, wordt een wachtwoord verzonden via een coderingsprocedure die voorkomt dat wachtwoorden worden bekendgemaakt tijdens verzending naar de KDC-server waar de verificatie plaatsvindt.

Als u [Uit] selecteert, gaat u verder met stap 23.

Als u [Digest verificatie] of [Cleartext verificatie] selecteert, gaat u verder met stappen 18 tot en met 21 en vervolgens met stap 23.

Als u [Kerberos verificatie] selecteert, gaat u verder met stappen 18 tot en met 22 en vervolgens met stap 23.

Schermafbeelding Bedieningspaneel

18Druk op [Wijzigen] onder "Gebruikersnaam".

Wanneer [Kerberos verificatie], [Digest verificatie] en [Cleartext verificatie] zijn geselecteerd voor de verificatie-instelling, gebruikt u de accountnaam en het wachtwoord van de beheerder. Voer de accountnaam en het wachtwoord van de beheerder niet in wanneer u verificatie voor elk individu of elke zoekopdracht gebruikt.

19Voer de gebruikersnaam in en druk vervolgens op [OK].

Procedures voor het instellen van de gebruikersnaam verschillen naargelang de serveromgeving. Controleer uw serveromgeving alvorens de instelling op te geven.

Voorbeeld: Domeinnaam\Gebruikersnaam, Gebruikersnaam@Domeinnaam, CN=Naam, OU=Afdelingsnaam, DC=Servernaam

20Druk op [Wijzigen] onder "Wachtwoord".

21Voer het wachtwoord in en druk vervolgens op [OK].

De gebruikersnaam en het wachtwoord zijn vereist voor de beheerdersverificatie voor toegang tot de LDAP-server.

U kunt opgeven dat de gebruikersnaam en het wachtwoord in het adresboek van dit apparaat individuele verificatietoegang tot de LDAP-server toestaan. Gebruik Beheerdertoepassingen om de gebruikersnaam en het wachtwoord die u wilt gebruiken, te selecteren.

Als u [Digest verificatie] of [Cleartext verificatie] selecteert, gaat u verder met stap 23.

22Selecteer het domein.

Schermafbeelding Bedieningspaneel

23Druk op [Verbindingstest].

Open de LDAP-server om te controleren of de juiste verbinding tot stand is gebracht. Controleer of de verificatie werkt volgens de verificatie-instellingen.

24Druk op [Afsluiten].

Als de verbindingstest mislukt, controleer dan uw instellingen en probeer het opnieuw.

Deze functie controleert niet de zoekvoorwaarden of de zoekbasis.

25Druk op [Pijl-omlaagVolg.].

26Druk op [Wijzigen] voor items die u wilt gebruiken als zoekvoorwaarden van het volgende: "Naam", "E-mailadres", "Faxnummer", "Bedrijfsnaam" en "Afdelingsnaam".

U kunt een eigenschap als een specifieke zoekterm invoeren. Met de ingevoerde eigenschap doorzoekt de functie het adresboek van de LDAP-server.

27Voer de eigenschap in die u wilt gebruiken wanneer u zoekt naar e-mailadressen en druk vervolgens op [OK].

De eigenschapswaarde kan variƫren afhankelijk van de serveromgeving. Controleer of de eigenschapswaarde voldoet aan de serveromgeving voordat u deze instelt.

U kunt items blanco laten, maar u kunt geen eigenschappen blanco laten als u zoekt naar e-mailadressen in het Adresboek van de LDAP-server.

28Druk op [Pijl-omlaagVolg.].

29Druk op [Wijzigen] onder "Eigenschap".

30Voer de eigenschap in die u wilt gebruiken wanneer u zoekt naar e-mailadressen en druk vervolgens op [OK].

De eigenschapswaarde kan variƫren afhankelijk van de serveromgeving. Controleer of de eigenschapswaarde voldoet aan de serveromgeving voordat u deze instelt.

31Druk op [Wijzigen] onder "Toetsweergave".

32Voer de toetsweergave in en druk vervolgens op [OK].

De geregistreerde "toetsweergave" verschijnt als een sleutelwoord voor het doorzoeken van de LDAP.

  • Zonder toetsendisplay-registratie

    Schermafbeelding Bedieningspaneel

  • Met toetsendisplay-registratie

    Schermafbeelding Bedieningspaneel

De toets verschijnt niet in het zoekscherm, tenzij zowel "Eigenschap" als "Toetsweergave" zijn geregistreerd. Registreer beide items om de optionele zoekopdracht te kunnen gebruiken.

33Druk op [OK].

34Druk op [Afsluiten].

35Druk op de toets [Gebruikersinstellingen/Teller].