Koptekst overslaan
 

Opgeslagen afdruk gebruiken

Belangrijk

  • Voor deze functie is Mac OS X v10.2 of hoger vereist.

  • Opgeslagen afdrukbestanden worden niet weergegeven op het bedieningspaneel nadat ze zijn afgedrukt of verwijderd met Web Image Monitor voordat u [Opgesl.afdr.] selecteert op het bedieningspaneel.

  • Opgeslagen afdrukbestanden die worden afgedrukt of verwijderd met Web Image Monitor nadat u [Opgesl. afdr.] heeft geselecteerd op het bedieningspaneel worden weergegeven op het bedieningspaneel. Er wordt echter een foutmelding weergegeven als u de opgeslagen afdrukbestanden probeert af te drukken of te verwijderen.

  • Als de toepassing beschikt over een sorteerfunctie, moet u deze functie uitschakelen voordat u een afdruktaak verstuurt. Opgeslagen afdrukbestanden worden standaard automatisch gesorteerd door het printerstuurprogramma. Als de sorteeroptie is geselecteerd in het dialoogvenster van de toepassing worden er mogelijk meer afdrukken gemaakt dan verwacht.

  • In de volgende gevallen worden afdruktaken niet opgeslagen op de harde schijf. Voor taken die niet worden opgeslagen kunt u het foutenlogboek raadplegen.

    • Als er 100 testafdrukbestanden, beveiligde afdrukbestanden, uitgestelde afdrukbestanden en opgeslagen bestanden zijn opgeslagen op de harde schijf.

    • Als het totale aantal pagina’s dat op de harde schijf is opgeslagen meer dan 9000 bedraagt.

1Klik in het menu [Bestand] van de toepassing op [Afdrukken].

Het dialoogvenster [Afdrukken] wordt weergegeven.

2Klik op [Taaklogboek] in het snelkeuzemenu.

3Klik in het pop-upmenu [Opdrachttype:] op [Opgeslagen afdruk] of [Opslaan en afdrukken].

  • [Opgesl.afdr.]

    Slaat het bestand op in de printer zodat het op een later tijdstip kan worden afgedrukt via het bedieningspaneel van de computer.

  • [Opslaan en afdrukken]

    Drukt het bestand meteen af en slaat het tegelijkertijd op in de printer.

4Voer bij [Gebruiker-ID:] een gebruiker-ID in van maximaal acht alfanumerieke tekens (a-z, A-Z, 0-9) en voer in het vak [Wachtwoord:] een wachtwoord in van vier tot acht cijfers. U kunt ook de bestandsnaam instellen.

Aan de hand van een gebruiker-ID kunnen gebruikers worden geassocieerd met hun afdruktaken.

U kunt aan een opgeslagen document een wachtwoord toekennen, maar dit is niet verplicht.

Het wachtwoord moet worden ingevoerd voor het afdrukken of verwijderen van bestanden.

5Nadat u de instellingen heeft opgegeven, drukt u op [Afdrukken].

Het documentbestand wordt opgeslagen in de printer.

Volg onderstaande stappen om het document af te drukken.

Zie "Opgeslagen afdruk" als u het document wilt verwijderen.

6Druk op [Afdr.taken]op het bedieningspaneel van de printer.

Er wordt een lijst met opgeslagen afdrukbestanden weergegeven.

7Selecteer [Opgeslagen afdruktaken] en druk vervolgens op [Taaklijst].

Er wordt een lijst met opgeslagen afdrukbestanden weergegeven.

Ook gebruiker-ID, datum/tijd en bestandsnaam worden weergegeven.

Sommige afdruktaken worden, afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, mogelijk niet weergegeven.

8Selecteer het bestand dat u wilt afdrukken door er op te drukken.

9Druk op [Afdrukken].

Het bevestigingsscherm wordt weergegeven.

Ga door met de volgende stap als u al een wachtwoord heeft ingevoerd.

10Voer het wachtwoord in met de scroll-toetsen en druk vervolgens op [OK].

Het bevestigingsscherm wordt weergegeven.

Als het wachtwoord niet correct is ingevoerd, wordt een bevestigingsscherm weergegeven. Druk op [OK] om het wachtwoord nogmaals in te voeren.

Ga door met de volgende stap als u nog geen wachtwoord heeft ingesteld.

11Druk op [Afdrukken].

Het opgeslagen afdrukbestand wordt afgedrukt.

Opmerking

  • Druk op [Annuleren] om het afdrukken te annuleren.

  • Het opgeslagen afdrukbestand dat naar de printer is gestuurd, wordt niet verwijderd tenzij u het bestand in de printer verwijdert of de automatische verwijdering van opgeslagen afdrukbestanden inschakelt.

Verwijderen van een opgeslagen afdrukbestand.

1Druk op [Afdr.taken].

Er wordt een lijst met opgeslagen afdrukbestanden weergegeven.

2Selecteer [Opgeslagen afdruktaken] en druk vervolgens op [Taaklijst].

Er wordt een lijst met opgeslagen afdrukbestanden weergegeven.

3Selecteer het bestand dat u wilt verwijderen door er op te drukken.

4Druk op [Verwijderen].

Het bevestigingsscherm wordt weergegeven.

5Voer het wachtwoord in met de scroll-toetsen en druk vervolgens op [OK].

Het bevestigingsscherm wordt weergegeven.

Als het wachtwoord niet correct is ingevoerd, wordt een bevestigingsscherm weergegeven. Druk op [OK] om het wachtwoord nogmaals in te voeren.

6Druk op [Verwijderen].

Nadat het bestand is verwijderd, wordt het printerscherm weergegeven.

Opmerking

  • Druk op [Annuleren] om het annuleringsverzoek te verwijderen.

  • Als u een wachtwoord heeft ingesteld in het printerstuurprogramma, voer dan het wachtwoord in om het bestand te verwijderen.