Gebruik de opdracht "ifconfig" voor de weergave en configuratie van TCP/IP (IP-adres, subnetmasker, broadcastadres, standaard gateway-adres) voor de printer.
Instellingen bekijken
msh> ifconfig
IPv4-configuratie
msh> ifconfig "interface_name" "parameter" "address"
Als u geen interfacenaam opgeeft, wordt deze automatisch ingesteld op de Ethernet-interface.
wlan kan alleen worden opgegeven als de interface-eenheid draadloos LAN is geïnstalleerd.
Interfacenaam |
Geconfigureerde interface |
---|---|
ether |
Ethernet-interface |
wlan |
Interface draadloos LAN |
In het volgende gedeelte wordt uitgelegd hoe u het IPv4-adres 192.168.15.16 kunt configureren voor een Ethernet-interface.
msh> ifconfig ether 192.168.15.16
IPv6-configuratie
msh> ifconfig ether inet6 "interface_name" "prefixlen"
In het volgende gedeelte wordt uitgelegd hoe u het IPv6-adres 2001:DB8::100 met prefixlengte 64 kunt configureren voor een Ethernet-interface.
msh> ifconfig ether inet6 2001:DB8::100 64
Netmask-configuratie
msh> ifconfig "interface_name" netmask "address"
Hieronder ziet u hoe u het subnetmask 255.255.255.0 kunt configureren voor een Ethernet-interface
msh> ifconfig ether netmask 255.255.255.0
Configuratie broadcast-adres
msh> ifconfig "interface_name" broadcast "address"
De interface wijzigen
msh> ifconfig "interface" up
U kunt de Ethernet-interface of interface van draadloos LAN opgeven wanneer de optionele interface-eenheid draadloos LAN is geïnstalleerd.
Neem voor het verkrijgen van bovenstaand adres contact op met de beheerder.
Gebruik de standaardconfiguratie als u deze adressen niet kunt verkrijgen.
Het IP-adres, het subnetmasker en het broadcast-adres zijn dezelfde als voor de Ethernet-interface en de interface van draadloos LAN.
De TCP/IP-configuratie is gelijk voor de Ethernet-interface en interface voor draadloos LAN. Als de interfaces worden gewijzigd, gaat de configuratie over op de nieuwe interface.
Gebruik "0x" voor de eerste twee letters van een hexadecimaal adres.