Volg onderstaande procedure om de printer te controleren met SmartDeviceMonitor for Client.
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van SmartDeviceMonitor for Client, wijs [Eigenschappen] aan en klik vervolgens op [Apparaatinstellingen controleren...].
Selecteer op het tabblad [Printermap] de printer die u wilt controleren en selecteer vervolgens het selectievakje [Te controleren] in het gedeelte Informatie-instellingen controleren.
Als u de naam van de te controleren printer op de taakbalk wilt weergeven, schakelt u eerst het selectievakje [Weergeven in het taakbalkmenu] in en selecteert u vervolgens het selectievakje [Weergegeven op de taakbalk].
Klik op [OK].
Het dialoogvenster wordt gesloten en de geconfigureerde printer wordt gecontroleerd.
Zie de Help van SmartDeviceMonitor for Client voor meer informatie over statuspictogrammen.