In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe u de Windows-computer moet instellen als u deze gebruikt als NetWare-client.
Als u het printerstuurprogramma wilt installeren onder Windows 2000/XP/Vista of Windows Server 2003/2003 R2, moet u over een account met beheerdersrechten beschikken. Meld u hierbij aan als Beheerder of als lid van de groep Hoofdgebruikers.
Netware-servers kunnen niet worden gebruikt in een IPv6-omgeving.
In dit hoofdstuk wordt ervan uitgegaan dat NetWare Client is geïnstalleerd op de clientcomputer en dat de NetWare-serveromgeving correct is geconfigureerd. Installeer alle vereiste clienttoepassingen voordat u onderstaande procedure gaat uitvoeren.
Stel het printerstuurprogramma in tijdens het aanmelden bij de NetWare-bestandsserver.
In het voorbeeld worden de volgende waarden gebruikt:
NetWare version: 4.1
Naam bestandsserver: CAREE
Naam wachtrij: R-QUEUE
Plaats de cd-rom in het cd-romstation.
Het installatieprogramma wordt gestart.
Bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem werkt Auto Run mogelijk niet. Start in dit geval "Setup.exe" vanaf het cd-romstation.
Selecteer een interfacetaal en klik dan op [OK].
De standaard interfacetaal is Engels.
Klik op [RPCS-printerstuurprogramma] of [PCL-printerstuurprogramma].
De softwarelicentieovereenkomst wordt weergegeven in het dialoogvenster [Gebruiksrechtovereenkomst].
Wanneer u de overeenkomst heeft gelezen, klikt u op [Ik accepteer de overeenkomst.] en vervolgens klikt u op [Volgende >].
Selecteer het printerstuurprogramma dat u wilt gebruiken in het dialoogvenster [Programma selecteren].
U kunt diverse printerstuurprogramma's selecteren.
Klik op [Volgende >].
Selecteer het printermodel dat u wilt gebruiken in het dialoogvenster [Printernaam].
U kunt de printernaam wijzigen in het vak [Instellingen wijzigen voor "printernaam"].
Dubbelklik op de printernaam om de printerinstellingen weer te geven.
De gegevens die worden vermeld in [Opmerking], [Stuurprogramma] en [Poort] verschillen per besturingssysteem, printermodel en poort.
Klik op [Poort] en klik vervolgens op [Toevoegen].
Klik op [Netwerkprinter] en klik vervolgens op [OK].
Dubbelklik in de netwerkboom op de naam van de NetWare-bestandsserver.
De gemaakte wachtrij wordt weergegeven.
Selecteer de afdrukwachtrij en klik vervolgens op [OK].
Controleer of de poort van de geselecteerde printer wordt vermeld in [ Poort].
Klik op [Doorgaan].
De installatie van het printerstuurprogramma wordt gestart.
Klik op [Voltooien] in het dialoogvenster [Programma selecteren].
Nadat de installatie is voltooid, selecteert u of u de computer nu of later opnieuw wilt opstarten en klikt u op [Voltooien].
Start de computer opnieuw op om de installatie te voltooien.
Nadat u de computer opnieuw heeft opgestart, opent u de printereigenschappen vanuit het scherm [Printers en faxen].
Wanneer u Windows 2000 of Windows Server 2003 R2 gebruikt, opent u het scherm [Printers] en vervolgens opent u de printereigenschappen.
Klik op het tabblad [NetWare-instellingen].
Wanneer u Windows Vista of Windows Server 2003 R2 gebruikt, schakelt u op het tabblad [Printerinstellingen] de vakken [Paginadoorvoer] en [Scheidingspagina inschakelen] uit.
U hoeft deze selectievakjes niet in te schakelen omdat ze automatisch door het printerstuurprogramma worden ingeschakeld. Als u de selectievakjes inschakelt, drukt de printer mogelijk niet goed af.
Klik op [OK] om het eigenschappenvenster van de printer te sluiten.
Als u de installatie van de geselecteerde software wilt stoppen, klikt u op [Annuleren] voordat de installatie is voltooid.
Het protocol wordt standaard ingesteld op uitgeschakeld. U kunt het inschakelen via SmartDeviceMonitor of Telnet.